Het was een grijze dag. De sneeuw plakte aan de ramen van de bijna lege bus en de kou leek tot in het diepst van mijn botten te zijn doorgedrongen. Binnen woog de stilte zwaar. Tot de stem van de chauffeur die abrupt verbrak:
— Mevrouw, u heeft geen kaartje. Wilt u uitstappen?
Een tengere vrouw, gepropt in een versleten jas , probeerde zich met behulp van de leuning overeind te houden. Haar vermoeide boodschappentas hing aan haar arm. Ze zei niets, ze hield zich vast.
De chauffeur werd ongeduldig.
— Ik zei: Kom naar beneden! Dit is geen bejaardentehuis!
Niemand durfde te bewegen. Sommige ogen wendden hun blik af, anderen verscholen zich achter horren of beslagen ramen. Het meisje dat bij het raam zat, beet op haar lip. Een man fronste, maar zei niets.
Eén zin, en alles veranderde
De oude vrouw liep langzaam naar de uitgang. Elke stap leek een ton te wegen. Voordat ze uitstapte, keek ze de chauffeur recht in de ogen.
En met een zachte maar waardige stem fluisterde ze:
—Ik heb kinderen zoals jij gekregen. Met liefde. Vandaag laten ze me niet eens zitten.
Toen verdween ze langzaam in de schemering.
Een diepe stilte daalde neer in de bus. De chauffeur, verstijfd van angst, draaide zich om. Iemand achterin pinkte een traan weg. Toen stapten de passagiers een voor een uit de bus, hun kaartjes op hun stoel achterlatend.
vervolg op de volgende pagina