Elodie legde zachtjes haar hand op de zijne. Zonder woorden daalde er een tederheid neer.
Een nieuwe test, een nieuw ‘wij’
In het voorjaar verloor Julien zijn baan. Hij aarzelde om erover te praten. Maar Élodie raadde het en antwoordde eenvoudig:
— We komen hier doorheen. Samen.
Ze vond werk bij de dorpsbakkerij. Julien bood zijn diensten aan met allerlei klusjes. De kinderen verkochten planten en boeketten met aromatische kruiden op de markt.
Het ging niet langer om ‘redden’ of ‘gered worden’.
Het was een verhaal van evenwicht. Van eenheid.
Camille bracht een schoolopdracht mee genaamd Mijn Wonder .
Ze had daar geschreven:
We waren met z’n tweeën. Toen met z’n zessen. Papa zegt dat hij hen geholpen heeft. Ik denk dat zij hem geholpen hebben. Misschien is liefde wel het verwelkomen van anderen, zelfs als het moeilijk is. Vandaag zijn we één.
Julien las deze regels zwijgend, met emotie in zijn ogen. Hij begreep dat dit spontane gebaar veel meer dan een welkom had gezaaid.
Een huis vol betekenis
Op een dag verscheen er een klein bordje op de deur:
“Welkom thuis”
Alles was gezegd.
Élodie was geen gast meer. Zonder toespraak was ze een onmisbare aanwezigheid geworden.
Als een kind ziek werd, wisselden ze elkaar af. Toen de koelkast het begaf, vonden ze een oplossing. Hun dagelijks leven was veranderd in een cocon van solidariteit.
Liefde in simpele gebaren
Op het buurtfeest, terwijl Julien kebabs aan het grillen was en de kinderen aan het lachen waren, kwam Élodie naar hem toe: