Molly en haar zusje Natalie hadden met Kerstmis waadpakken en fossiele zeefjes gekregen. Hun vader, een fossielenjager, bracht hen al op jonge leeftijd met deze praktijk in aanraking. Dus vertrokken ze met hun vader, Bruce Sampson, naar de wateren van de Chesapeake Bay. Ze wilden van het laagwater gebruikmaken om op jacht te gaan naar haaientanden, een van hun favoriete bezigheden. Al snel zag Molly, terwijl ze tot aan haar knieën het water in waadde, iets vreemds.
Ze dacht dat het een steen was, maar toen ze dichterbij kwam, zag ze dat het een enorme tand van een Megalodon was. “Ik strekte mijn hand uit en greep het, en papa zei dat ik schreeuwde”, vertelde ze later. Volgens de Amerikaanse media, die hun verhaal verspreidden, had haar vader, hoewel een ervaren haaientandenjager, nog nooit zo’n groot exemplaar gevonden als het exemplaar dat zijn dochter uit de zee haalde.
