In de drukke gangen van de basisschool, te midden van het gelach van de kinderen en de verleidelijke geuren van de kantine, merkte Lilia, een levendig en aandachtig meisje, vaak op wat anderen over het hoofd zagen. Die dag, toen ze de lawaaierige kantine binnenkwam, viel haar blik op een rustiger hoekje: aan een lege tafel zat een eenzame jongen, met neergeslagen ogen, te krabbelen in een oud schrift.
Zijn dienblad? Leeg. Geen kruimel. Zijn versleten jasje en discrete houding lieten er geen twijfel over bestaan: deze jongen, genegeerd door de anderen, had honger.
Een uitgestoken hand
Zonder aarzelen rommelde Lilia in haar schooltas en haalde er een extra boterham uit. Met een zelfverzekerde stap liep ze op hem af en zei met een glimlach op haar gezicht:
— Hoi! Ik heb vandaag te veel gegeten. Wil je ook wat?
Verrast keek de jongen op, voorzichtig maar ontroerd. Na een korte aarzeling stemde hij in met een eenvoudig gefluister.
– BEDANKT …
Dit gebaar werd al snel een ritueel. Elke dag bracht Lilia iets kleins: een appel, een koekje, een tweede boterham. Beetje bij beetje opende de jongen, Sacha , zich voor haar. Hij vertrouwde haar toe over zijn droom om ingenieur te worden, de moeilijkheden die hij thuis tegenkwam en hoeveel deze gedeelde momenten voor hem betekenden.
Voor Lilia was het gewoon een natuurlijk, spontaan gebaar. Maar voor Sacha was het veel meer: een lichtpuntje in zijn dagelijks leven.
De jaren verstrijken…
De tijd eiste zijn tol. De school ging voorbij en iedereen ging zijn eigen weg. Lilia werd een gelukkige jonge vrouw, vol plannen. Ze werd verliefd en bereidde zich met vreugde en opwinding voor op haar bruiloft.