Een naald met een groot oog (bij voorkeur een stompe punt)
Een sterke draad (zoals tandzijde of dun touw)
Een beetje glijmiddel (zeep, olie of vochtinbrengende crème)
Stap voor stap
Haal de draad onder de ring door
Haal de naald door de draad en schuif deze voorzichtig onder de ring door. Zorg ervoor dat één uiteinde van de draad aan de andere kant weer naar buiten komt.
Wikkel het flosdraad om de vinger.
Neem het langere uiteinde van het flosdraad en wikkel het stevig maar pijnloos om het gezwollen deel van de vinger, richting de nagel.
Dit helpt om de zwelling enigszins te comprimeren, waardoor het gemakkelijker wordt om de ring in te brengen.
Wikkel de draad af en laat de methode zijn werk doen.
Pak het korte uiteinde van de draad (dichtbij de ring) vast en begin deze voorzichtig in de tegenovergestelde richting af te wikkelen.
Door deze beweging schuift de ring langzaam maar zeker omhoog naar het uiteinde van de vinger, zonder enige moeite en pijn.
Verwijder de ring voorzichtig.
Blijf zachtjes aan de draad trekken en controleer of de ring soepel glijdt.