

Toen Jack een paar dagen later thuiskwam van zijn werk, deed hij de deur open en zag dat al zijn game-uitrusting – zijn geliefde PlayStation, controllers en zelfs zijn mooie gamestoel – netjes opgestapeld in de gang stonden.
“O, dat?” zei ik liefjes, terwijl ik de kamer binnenstapte. “Ik heb alles verkocht.”
Zijn mond viel open. “Wat?”
“Ik heb je gamespullen verkocht,” herhaalde ik. “Ik dacht dat als je zo hard een nieuwe tv en PlayStation nodig had, je die wel zelf zou willen betalen.”
“Dat mag je niet doen! Dat is mijn werk!” schreeuwde hij, terwijl zijn gezicht rood werd.
Je hebt er geen moment over nagedacht om mijn studiefonds te stelen – geld dat ik bespaarde door mijn tijd en energie te offeren. Als jij beslissingen voor me kunt nemen zonder mij te raadplegen, waarom kan ik dat dan niet voor jou doen?
“Maar-“
“Geen gemaar, Jack,” snauwde ik, hem onderbrekend. “Je hebt me niet gerespecteerd. Je hebt me niet eens gevraagd of ik het goed vond dat je dat geld uitgaf. Besef je wel hoe hard ik ervoor heb gewerkt?”
Hij stamelde: “Ik dacht dat je het wel zou begrijpen. Ik bedoel, het is maar een tv…”
Nee, Jack, het is niet *zomaar* een tv. Het is mijn toekomst. Het is mijn droom. En jij behandelde het als een bijzaak.
Hij zweeg, zijn gezicht was een mengeling van frustratie en schuldgevoel.
Ik haalde diep adem, verzachtte mijn toon, maar bleef standvastig. “Ik ben niet je dienstmeisje en ik ben niet je spaarpot. Ik ben je partner, en dat betekent wederzijds respect. Als je me dat niet kunt geven, hebben we grotere problemen dan een verdwenen PlayStation.”
Hij verontschuldigde zich uitgebreid, beloofde mijn financiële doelen te respecteren en stelde zelfs voor dat we aparte rekeningen voor persoonlijke besparingen zouden openen.
Het was moeilijk om hem te vergeven, maar uiteindelijk deed ik het wel – op voorwaarde dat we samen naar financiële counseling zouden gaan. We moesten het vertrouwen herstellen en ik liet mijn dromen niet opnieuw in de steek.
vervolg op de volgende pagina