

Ik bleef staan. Zijn woorden waren simpel, maar ze raakten me als een vrachtwagen. Het was niet de eerste keer dat hij het zei, maar het voelde deze keer anders. Misschien kwam het door de oprechtheid in zijn stem, of door de manier waarop hij naar die agenten keek terwijl ze naar hun patrouillewagen liepen, zijn ogen wijd open van bewondering.
“Ik denk dat je alles kunt worden wat je maar wilt, maat,” zei ik, terwijl ik op mijn knieën ging zitten zodat ik op ooghoogte met hem was. “Maar je moet er wel hard voor werken. En politieagent zijn betekent heel dapper zijn, om mensen geven en moeilijke beslissingen nemen.”
Hij knikte, en voor het eerst in lange tijd zag ik een sprankje vastberadenheid in zijn ogen. Het was iets wat ik nog niet eerder had opgemerkt, alsof er een nieuwe laag volwassenheid begon te ontstaan. Misschien was het toch niet zomaar een fase.
De volgende weken vlogen voorbij en ik was het incident bij de bank bijna vergeten, tot op een avond mijn zoon na schooltijd naar me toe kwam rennen met een vel papier in zijn hand. Het was een schoolproject: een opstel over “Wat ik wil worden als ik groot ben.”
Ik zat die avond bij hem terwijl hij werkte en gluurde af en toe naar zijn vorderingen. Hij schreef ijverig, zijn tong uit zijn mond stekend terwijl hij zich op elke zin concentreerde. Toen hij eindelijk klaar was, keek hij me met een trotse grijns aan.
“Ik ben klaar, mam! Wil je het horen?”
“Natuurlijk,” zei ik, terwijl ik mijn nieuwsgierigheid probeerde te verbergen. Ik had geen idee wat ik ging horen.
Hij schraapte zijn keel en begon te lezen: “Als ik groot ben, wil ik politieagent worden. Ik wil mensen helpen en ervoor zorgen dat de slechteriken niet ontsnappen. Ik zal heel hard werken en dapper zijn, net als agent Garcia en agent Thompson. Zij zijn mijn helden.”
Ik voelde een brok in mijn keel. Hoe had hij die toevallige interactie bij de bank zo betekenisvol kunnen maken? En hoe had ik me niet gerealiseerd hoeveel gewicht het voor hem had?
vervolg op de volgende pagina