Die avond zaten ze op de veranda. De lucht rook naar seringen en vers gemaaid gras, en ergens in het stadje speelde een accordeon – de viering van de laatste bel.
“Hoe gaan we het geld gebruiken?” vroeg Sergei, terwijl hij naar de sterrenhemel staarde.
Galina rechtte de sjaal over haar schouders.

“Je gaat naar de universiteit,” antwoordde ze kalm. “Moskou of Sint-Petersburg, de keuze is aan jou.”
“Jij ook?”
“Ik wacht tot je klaar bent. Dan beslissen we.”
Sergei knikte en zweeg even. Toen zei hij zachtjes: “Hij hield van jou. En van mij.”
“Ik weet het,” antwoordde Galina eenvoudig. “Ik heb het altijd al geweten.”
Een vallende ster vloog over. Sergei sloot zijn ogen en wenste, niet voor zichzelf, maar voor zijn moeder: dat ze zou ophouden met wachten en daadwerkelijk zou gaan leven.
Galina zag hoe haar zoon eruit zag: dezelfde ogen, dezelfde koppige kin, maar ook haar eigen doorzettingsvermogen, kracht en grenzeloze vermogen om lief te hebben.
“Gefeliciteerd, jongen,” zei ze zachtjes, terwijl ze zijn arm om haar schouders sloeg. “Je vader zou trots op je zijn.”
Sergei glimlachte en hield haar nog steviger vast.
“En hij zou ook trots op je zijn, mama, heel trots.”