In de envelop zat een cadeaubon. Niet voor een spa, noch voor een romantisch diner… maar voor een verzorgingshuis. Mijn hart zonk in mijn schoenen. Ik stond daar, sprakeloos.
Mijn dochter, die ervan overtuigd was dat ze het juiste deed, glimlachte zachtjes:
“Weet je, mam, het zou prettiger voor je zijn… Je zou bezigheden hebben, zorg, je zou nooit alleen zijn…”
Ik knikte alleen maar, niet in staat om te antwoorden, mijn blik was afwezig.

Die avond, toen ik alleen in mijn stille woonkamer zat, werd ik overspoeld door een golf van verdriet.
Hoe konden ze denken dat ik ‘geplaatst’ moest worden?
Ik was pas 46 jaar oud.
Ik bruiste nog steeds van dromen, verlangens en projecten.
En plotseling, in de ogen van mijn eigen dochter, was ik al op weg naar aftakeling.
Ik heb die nacht niet geslapen.
De volgende dag pakte ik mijn telefoon om hem een berichtje te sturen.
Geen schuld. Geen woede.
Slechts een paar eenvoudige woorden:
Misschien ben je vergeten dat ik nog zoveel om voor te leven heb. En dat het mooiste geschenk dat je iemand kunt geven niet is om een zoet einde voor hem of haar te regelen… maar om te geloven in een nieuw begin.
Een paar minuten later belde mijn dochter aan.
Met natte ogen nam ze mij in haar armen, zonder een woord te zeggen.

Zij fluisterde:
Sorry, mam. Ik wilde gewoon dat je je op je gemak voelde, veilig… Maar ik vergat dat je nog steeds zo sterk was, zo vol leven. Ik was bang dat je alleen zou zijn, maar om je te beschermen, heb ik je opgesloten.
Op dat moment verdween alle wrok in mij.
Want diep van binnen was dit onhandige gebaar geen gebrek aan liefde.
Het was te veel liefde, maar dan slecht uitgedrukt .
Een onhandige, onvolmaakte, maar oprechte liefde.
We hebben die dag urenlang gepraat, gelachen en gehuild tegelijk.