5. Laat het vlees rusten Laat het vlees na het bakken
een paar minuten rusten voordat u het aansnijdt. Hierdoor kunnen de sappen zich herverdelen en voorkom je dat ze weglopen en het vlees uitdroogt.
6. Niet te lang koken
Als vlees te lang wordt gekookt, kan het taai en droog worden, vooral als het om magere stukken gaat. Gebruik een thermometer om te controleren of het vlees gaar is, vooral bij biefstukken en braadstukken.
Voor rundergehakt, zoals hamburgers, kookt u het voor de veiligheid tot een kerntemperatuur van 71 °C (160 °F), maar vermijd te gaar koken om het vocht te behouden.
7. Mals maken met
zout Droog zouten: zout het vlees enkele uren voor het koken (of zelfs een hele nacht). Zout onttrekt vocht aan het vlees en neemt het vervolgens weer op, samen met de smaak. Dit kan helpen spiervezels af te breken.
Zoutmarinades: Gebruik een grove zoutmarinade voordat u het vlees gaat koken en laat het rusten zodat het vocht en de smaak kan absorberen.
8. Gebruik de juiste
kookmethode Grillen: Voor malse stukken vlees zoals biefstuk of kip kan grillen op hoog vuur effectief zijn. Let wel op de kooktijden, zodat het vlees niet uitdroogt.
Aanbraden en braden: Bij veel stukken vlees, zoals kipfilets of varkenskoteletten, kunt u het vlees het beste op hoog vuur aanbraden en daarna op laag vuur in de oven afbakken. Zo krijgt u een malse buitenkant, terwijl de binnenkant sappig blijft.
9. Laat het vlees rusten na het snijden
Laat gesneden vlees, zoals biefstukken, rusten na het snijden, zodat de sappen zich kunnen verdelen en het vlees sappig blijft.
Door de juiste stukken vlees, technieken en geduld te combineren, krijgt u altijd mals en sappig vlees.
