Laten we een concreet voorbeeld nemen: als een moeder groep A heeft (met een AO-genotype) en de vader groep B (BO), kan hun kind A, B, AB of O zijn. Het hangt allemaal af van de combinatie van allelen die het kind krijgt.
Conclusie? Het is heel goed mogelijk – en volkomen normaal – dat een kind niet dezelfde bloedgroep heeft als één of zelfs beide ouders. Dit weerspiegelt simpelweg de vele combinaties die familiegenetica biedt.
Wanneer genetica verrassingen voor ons in petto heeft
In sommige gevallen kan dit verschil verrassend zijn. Maar vaak is er een heel simpele verklaring voor:
- Een testfout: Bloedgroeptesten, vooral oudere , kunnen soms onnauwkeurig zijn. Een hercontrole kan vaak alle twijfels wegnemen.
- Medische voorgeschiedenis: Transfusies of bepaalde pathologieën kunnen de resultaten verstoren .
- Een genetische curiositeit: zeldzame mutaties of antigeenvarianten kunnen onverwachte profielen creëren… zonder dat dit reden tot bezorgdheid is.
vervolg op de volgende pagina