– Ga, zoon, en kom niet meer terug.
Een week verstreek nadat Artjom was vertrokken. Hij zei niets – hij ging gewoon weg. Valentina huilde niet.
Maar het lot besliste anders.
Op een dag verscheen er een vreemdeling op de veranda – in een zwart jasje, met een sjofele aktetas in zijn handen. Hij vroeg of Valentina Mezentseva daar woonde.
“Ik,” antwoordde ze voorzichtig.
De notaris overhandigde verlegen een map met documenten.
— Je hebt… een testament. Je vader is overleden. Volgens de papieren ben je de enige erfgenaam van een appartement in de stad en een bankrekening. Je moet een groot bedrag betalen.
Valja verstijfde. Er schoot een gedachte door haar hoofd: “Ik heb geen vader.”

Ik kreeg de schrik van mijn leven.
— Een herdenkingsdienst?
– Ja. Hij verzamelde iedereen persoonlijk en zei dat je met vreselijke pijn was vertrokken. En een maand later verkocht hij je appartement. Hij zei dat hij er niet meer kon wonen.
Twee dagen later vertrok ze naar de stad. Alles was bevestigd. Het appartement, het geld, de documenten – alles werd haar wettelijk overgedragen. Ze begon een nieuw leven, niet langer als een vrouw die in een verlaten huis was achtergelaten om te sterven, maar als een persoon die in staat was haar eigen lot te bepalen.